Bakstenen… overal waar je om je heenkijkt in de stad, zie je ze. Bakstenen zijn nu heel gewoon, maar de ontwikkeling en het gebruik ervan kent een lange geschiedenis. Bij het onderwerp ‘Vuur, of hoe een stad … ‘ is er al het een en ander over naar voren gekomen.
De kennis van het kunnen bakken was belangrijk, evenals de toename in productie, o.a. door de uitvinding van kneedmachines (1850), en later de ringovens (1870), maar wezenlijk voor het gebruik ervan was ook en vooral het creëren van eenheidsmaten.
Iedere stad en streek bakte in feite zijn eigen soort baksteen, afhankelijk van de kleisoort in de buurt. De ene klei was stugger dan de andere (rivier- en zeeklei verschillen nogal) en anders van kleur. Nu is dat laatste niet zo erg: het kan een gevel of straat verlevendigen, maar verschillen in maat, in dikte, lengte, breedte, kan bouwen erg lastig maken.
Het grote formaat baksteen dat als ‘kloostermop’ bekend staat, kennen we meestal wel. Het waren de eerste bakstenen, na de Romeinse tijd, zo vanaf de 12e eeuw. De kloostermop is nogal poreus en daarom tegenwoordig beter geschikt (áls je er nog een tegenkomt) voor gebruik in tuinmuurtjes, bijvoorbeeld. Utrechtse kloostermoppen hadden een lengte van zo’n 30 cm; de Amersfoortse waren ongeveer 28 cm lang.
Maar bakstenen konden nog groter zijn. Toen er belasting geheven werd over het aantal stenen in een muur – te vergelijken met het aantal ramen waarover men belasting moest betalen in later tijd – ontstond er rond 1200 een baksteen met de afmeting van 32 à 36x17x10 cm.1) Dat was maar even – en die stenen zijn dus behoorlijk zeldzaam – want je hebt best wel krachtpatsers nodig om die te kunnen hanteren, laat staan ermee te bouwen. De reuzenmop woog 9 à 10,5 kg en is gebruikt in de kelders van het vroegere huis Rodenburg (hoek Oudegracht / Hamburgerstraat), en bij funderingen met grondbogen van het gesloopte Achter Clarenburg 12 (huis Schaffenburg).


In de loop van de 13e eeuw werden bakstenen kleiner en werden de maten in toenemende mate, voor gebruikersgemak, gestandaardiseerd. De Utrechtse lengte van 28,5 cm werd allengs de Amersfoortse van 22,5 cm, waarna de baksteen gestandaardiseerd werd tot inmiddels zo’n 21x10x5 cm, ook wel het waalformaat genoemd.
Bij uitzondering is de maat nu anders, bijvoorbeeld voor speciale gebouwen zoals Schouwburg Utrecht en de gele steentjes, de IJsselsteintjes (maar dan geglazuurd), in de hal van het vroegere hoofdpostkantoor aan de Neude, nu de Openbare Bibliotheek.
Tot nu toe ging het over muurstenen. Straatstenen zijn een iets ander verhaal: zij zijn harder (‘dubbel’) gebakken om vochtopname en daarmee bevriezing en verbrokkeling te voorkomen. Kortom, zijn zijn sterker en worden daarom ook wel aan de onderkant van muren toegepast. Wel is nog aan de oude gebakken straatstenen (die helaas steeds meer uit beeld verdwijnen) nog mooi het verschil in maatvoering en kleur te zien:
IJsselsteentjes, die kleine met een lengte van 15,5 cm, Vechtstenen, paarsig, van 22 cm lang, Oude gebakken Walen, roodachtig bruin van 20 cm bijvoorbeeld. Vooral als ze nat zijn, bij regen dus, komt de kleur mooi naar boven. Aan de naamvoering valt gelijk af te lezen van welke rivierklei zij afkomstig zijn.
Alles bij elkaar is dit nog maar het begin van de baksteen. Want alle vormen die je ermee kunt metselen en alle verbanden … Heel leuk om eens wat beter om je heen te kijken als je door het centrum loopt: de rijkdom aan versieringen ligt voor het oprapen. En hoewel je niet alle verbanden die hiernaast afgebeeld zijn zo gauw zult tegenkomen, is het wel leuk daar een beetje op te gaan letten. Veel muren, de meeste misschien wel, zijn opgetrokken in een staand verband. Maar geldt dat ook voor jouw huis, of is dat (net) iets anders?

1. Men dacht lange tijd dat dit te maken had met het formaat tufsteen waarmee het gecombineerd zou zijn. Tufsteen varieert echter nogal in maat en het grote formaat baksteen is zelden in combinatie met tufsteen aangetroffen. Dus… die verklaring verviel.